Daags na het fenomenaal succes dat ‘Groot Feest’ heet, waarop enkele novieten zich van het andere plebs hebben kunnen distingeren, differentiëren zo u wilt, vond het uiterst fraaie vervolg op de eerste borrel der T.H.D. Braque plaats. De vereremerkde sjaars die hun flesje bruis toen al over een paar Conserva’s heen leegspoot kregen een kans het dispuut der disputen en haar perikelen minutieus te leren kennen.
Een symfonie van kruidige spijzen, gerijpte wijnen en Unoxsoep uit zak sloeg de visiterende sjaars in het gezicht bij het moment van binnenlopen. Volgens de overleveringen was zo de ervaring op de Nijver, dat men ook wel kent als het Klooienpaleisch of die toko waarvan het geen jaren maar maanden meer zijn dat hij in de fik vliegt. Onder andere bekent van Zaag’s creatieve vuilnisbelt werkhoek en het feit dat je in hoeken daar etensresten van zou vinden die zelfs de ratten straal voorbij lopen. In de waanzin van het eerste uur is daar toen al een noviet gesneuveld, stante pede was dit niks voor hem.
Nee, dan de Joris. Een huis waar veel op valt aan te merken, maar waar soep wordt gemaakt van pompoenen en vaker afwas wordt gedaan dan er mensen afstuderen bij PIOT. Maar bovenal, een huis waar één illustere geest huist. Bacchus, Odde, Olvin, Mr. Matthew, de Nestor, onze elysische Hidde. De man die ’s ochtends al op de fiets zat om voor een maandsalaris snerpend hertenvlees te kopen. Die de belichaming is van de Tele-2 spreuk: ‘Niet omdat het moet, maar omdat het kan’, en dit uit door een bel wijn in zijn nek te gieten, met een kattenshirt aan onder snoeiharde techno in de keuken tot excellente dis bereidt. Goed eten is immers belangrijk, zo luidt het gezegde.
De donkerrode bakken spa Cranberry (ha-ha) werden achterover geslagen met hetzelfde heilloze tempo waarin het aantal vrouwenleden bij Plato afgelopen jaar is afgenomen. Men verzamelde bij de stamkroeg waar we immer verzamelen wanneer we niet op Plato resideren: Stoffel Slagroom, waar het bier rijkelijk vloeit en het personeel net zo sociaal toegankelijk is als Baldo. Onze Kees reed voor en met LAB deden we de plek aan waar we sinds ledenheugenis Plato-debutanten aan de tand voelen en hun dictie, taaluiting en eloquentie examineren. Verhalen over wildwaterbanen en walk-of-kwakshame’s passeerden de revue, brommend nagevorst door leden van weleer.
Eenmaal terug in de Kruikenstad had Conserva zich bereidt getoond hun persoonlijke FEBO, liefkozend DBS genoemd, open te stellen aan de leden. De Bacotrein vertrok nog eerder dan Tuba op de eerste borrel en ware het niet voor Anne Engels, die met haar afgrijselijke gekrijs iedereen op de grond schreeuwde, had men er misschien niet eens hoofdpijn van aan overgehouden. Het frituurvet droop uit de kraan en het speeksel droop van de kinnen van menig lid en niet veel later werden de eerste pandapunten weggescholden. Uw scribent zal zich verschonen van uitlatingen over verdere buitensporigheden en uitwassen, had je er maar bij moeten zijn pik.
Conserva, Keessie, waarde novieten, ontzettend bedankt voor een schitterende avond!
“Kut, ik heb mijn telefoon en onderbroek bij haar laten liggen”